Wat gebeurt er als een begenadigd pianist tijdens de ochtend- en middagspits in de stationshal van Groningen speelt? Nemen we de tijd om samen naar hem te luisteren? Valt het ons überhaupt op?
De jongen met de grijze vilten jas stapt de stationshal binnen, loopt naar links en zet zijn blauwwitte plastic tas van Albert Heijn naast de piano. Hij gaat zitten, zijn jas nog aan, en kijkt nog even snel om zich heen. Niemand let op hem. Dan begint hij te spelen.
Het is 7.48 uur op maandag 8 december. Het is druk op het hoofdstation van Groningen. Warm ingepakte reizigers lopen in rap tempo voorbij. Boven hun hoofd hangt kerstverlichting, maar niemand kijkt omhoog. Nog drie minuten, dan vertrekt de stoptrein naar Leeuwarden. Twee minuten later de sprinter naar Zwolle. Op dit tijdstip heeft iedereen haast.
In de 44 minuten en 33 seconden die volgen speelt de jongeman zes klassieke stukken. Er komen 299 voorbijgangers langs. Elk van hen staat voor een aantal keuzes. Blijf ik staan om te luisteren of loop ik door? Geef ik geld? Hoeveel? En maakt het verschil of de pianist beroerd speelt of juist uitzonderlijk goed is?
Het idee komt van The Washington Post. De krant won zes jaar geleden een Pulitzer met Pearls Before Breakfast, een verhaal over de wereldberoemde violist Joshua Bell die tijdens de ochtendspits van vrijdag 12 januari 2007 zes klassieke stukken speelde in L’Enfant Plaza, een metrostation middenin Washington DC. In de 43 minuten die Bell speelde passeerden 1097 reizigers.
27 van hen bleven een paar minuten staan luisteren. De rest liep door.
De schrijver van het stuk, journalist Gene Weingarten, deed een poging te analyseren wat dit betekent. Wat is schoonheid eigenlijk? En hoe erg is het als je op een onlogische plek en op een onhandig moment niet in staat bent om het te herkennen? En is het wel zo dat we het echt niet herkennen? Is het niet eerder dat we tijdens de ochtendspits simpelweg andere prioriteiten stellen? Maar dan, als het ons al niet lukt om op een willekeurige dag drie kwartier tijd te nemen voor een van de beste musici ter wereld, wat missen we dan nog meer?
We spelen al een tijdje met het idee om een soortgelijk experiment in Noord-Nederland te doen. Zijn we hier net zo gehaast als in een metropool in de Verenigde Staten? Of gaat het leven hier daadwerkelijk trager? Dat beweren we immers zelf geregeld. We hebben hier niet veel files, wel veel ruimte en niet al die hectiek die het leven in, pak ‘m beet, de Randstad beheerst. Betekent dit ook dat we het merken als er iets moois voorbij komt? En gunnen we onszelf dan de tijd om daar van te genieten?
Het experiment komt er maar niet van. We zijn zelf net zo goed te druk met van alles. Tot dit najaar plotseling een piano opduikt in de stationshal van Groningen. Er staat geen bordje bij, geen uitleg, niets. Iedereen kan er zo op spelen. De piano blijkt al snel een hit. Er wordt vaak op gespeeld. Op social media worden enthousiast filmpjes van de spontane concerten gedeeld.
Dit is onze kans.
Wie wordt onze Joshua Bell?
We vragen het Paul Komen, klassiek pianist en hoofdvakdocent aan het Prins Claus Conservatorium in Groningen en het Koninklijk Conservatorium in Den Haag. Hij trad onder meer op in Wigmore Hall in Londen, in Carnegie Hall in New York City en in de National Gallery of Art in Washington DC.
Komen hoeft niet lang na te denken. “Vraag Hessel bij de Leij. Dat is een zeer talentvol en veelzijdig pianist. Hij is pas cum laude afgestudeerd op een prachtig en zwaar eindexamenprogramma.”
Een week of twee later, op een dinsdagochtend begin november, spreken we met Bij de Leij af bij de ingang van het Groninger Museum. Als we de brug voor het museum opfietsen, zien we hem staan. Een jonge knul, warrig blond haar, hij zit rustig op zijn fiets op ons te wachten. Bij de Leij heeft nog geen idee wat we hem gaan vragen. Wij geen idee wat zijn antwoord zal zijn.
Een minuut of vijf later drinkt Bij de Leij samen met ons cappuccino in een koffietentje even verderop. Hij denkt na. Dan verschijnt een glimlach op zijn gezicht. “Dit lijkt me tof. Natuurlijk doe ik mee.”
We bespreken de muziek die hij gaat spelen (kies vooral zelf iets moois), de kleding die hij zal dragen (niet te netjes) en wat hij moet doen als iemand hem herkent (niks). Moet de piano nog gestemd? Joshua Bell nam voor zijn metroconcert in L’Enfant Plaza zijn eigen viool mee, een instrument dat in 1713 werd gemaakt door Antonio Stradivarius en waar de violist 3,5 miljoen dollar voor neerlegde. Bij de Leij schudt zijn hoofd. “Nee, dat hoeft niet. Laat het maar mooi zijn hoe het is. Dat heeft zo zijn charme.”
De jonge pianist heeft wel een ander verzoek. “Ik wil liever niet alleen in de ochtendspits spelen. Wie dan op pad is, is natuurlijk niet voor niets zo vroeg op. Laten we het ook ’s middags proberen.”
Deal.
Ook op maandag 8 december komt Bij de Leij op de fiets. Het is koud, net boven het vriespunt. ’s Nachts strooiden vrachtwagens nog zout in de straten. Het miezert en er staat een gure wind. Het is een mooie dag om chagrijnig te zijn.
Op de houten banken in het midden van de stationshal zit een handjevol treinreizigers te wachten. Als Bij de Leij om 7.48 uur begint met Träumerei, een bekend stuk van de Duitse componist Robert Schumann, gebeurt er nauwelijks iets. Een enkeling kijkt even op. De meesten niet. Menigeen zit te wachten met een koptelefoon op, afgesloten voor de rest van de wereld. De reizigers die de stationshal binnen komen, werpen soms nog een blik op de piano in de hoek maar lopen stuk voor stuk door.
Aline Plug, een vijftienjarige scholier uit Hoogezand, is de eerste die wordt gegrepen door de muziek. Ze zit op het achterste bankje en draait haar hoofd om Bij de Leij te kunnen zien spelen. “Eigenlijk is dit wel mooie muziek”, fluistert ze tegen de iets oudere jongen naast haar. Dan staan de twee op. Hun les op het Gomarus College begint zo.
Na een kwartier, Bij de Leij speelt een stuk van de Fransman Claude Debussy, komt een ietwat stijve man de stationshal binnen. Na zo’n vijftien passen houdt hij stil. De man – type ambtenaar, nette grijze jas, haar strak in een scheiding – kijkt en luistert. Eén minuut en 26 seconden blijft hij staan. Dan loopt hij naar buiten, naar de treinen. “Deze muziek hoort hier niet”, zegt hij. “Dit moet je in een concertzaal spelen.” Nog langer blijven luisteren, ziet hij niet zitten. “Deze pianist is bovendien niet zo heel goed.”
Hessel bij de Leij groeit op in Ryptsjerk. Hij start op zijn achtste met accordeonlessen aan muziekschool de Wâldsang in Buitenpost. Hij is goed. Heel goed. Als hij rond zijn vijftiende de kans krijgt om naar het conservatorium te gaan, begint hij te twijfelen. Bij de Leij raakt uitgekeken op het repertoire. Hij besluit te stoppen en stort zich op de piano. “Dat vond ik altijd al mooi. Vooral de periode van de romantiek.” Chopin is een van zijn favorieten, net als Rachmaninov.
Zijn droom om het conservatorium te doen laat hij los. Op je vijftiende nog beginnen met een nieuw instrument, dan word je toch zeker nooit meer heel goed? Of wel? Bij de Leij blijkt ambitieus en zit vol doorzettingsvermogen. In 2008 wordt hij aangenomen op het Prins Claus Conservatorium in Groningen. “Het was kantje boord. Ik kreeg te horen dat ik het alleen zou halen als ik heel hard zou werken.” Dat doet hij. Gemiddeld studeert hij zo’n acht uur per dag, op sommige dagen nog veel meer. “In het begin kon ik maar moeilijk meekomen. Langzamerhand ging het beter.”
Begin dit jaar haalt hij een 10 voor zijn afstudeerconcert waarbij hij voor een volle zaal werken van Beethoven, Chopin en Saint-Saëns speelt. “Tijdens zijn studie heeft Hessel een ontwikkeling doorgemaakt die fenomenaal te noemen is”, meldt het juryrapport. “Dit is de kroon op zijn werk.”
Inmiddels is hij 24 jaar en woont hij in Groningen. Hij is nu bezig met de masteropleiding van het conservatorium en geeft geregeld concerten. Zo deed hij mee in de opera The Tsar, His Wife, Her Lover and His Head en speelde hij op het Peter de Grote Festival. Onlangs gaf hij nog concerten in De Oosterpoort in Groningen en in De Harmonie in Leeuwarden.
Tevreden is hij nog lang niet. “Ik hoop dat ik nog veel beter word.”
Waardeert verder deze koude maandagochtend van 8 december dan niemand het spel van Bij de Leij? Jawel. De twintigjarige Jimena Andión García uit het Spaanse Pontevedra staat rond tien over acht dromerig naar Bij de Leij te kijken. Haar twee vriendinnen willen alvast verder, nog even snel wat eten halen, maar Andión García wil nog niet mee.
“Wat speelt hij prachtig. Hij is echt heel goed.”
Speelt ze zelf ook?
“Ja, ik speel cello. Ik zit op het conservatorium.”
Dan trekken haar vriendinnen haar mee. Het geluid van de wieltjes van haar trolleykoffertje overstemmen al snel de muziek. Het meisje werpt nog een laatste blik op de jonge pianist. “Ik kan helaas niet langer blijven. Ik ga terug naar huis, ik moet een vliegtuig halen.”
Lahcen Ighisou (43) is op weg naar zijn werk als hij de klanken van Debussy hoort. Hij speelt al tien jaar piano. Hier gebeurt iets bijzonders, hoort hij ogenblikkelijk. Hij wandelt voorzichtig de hal in en blijft staan luisteren. Even twijfelt hij. Gaat hij nog dichterbij staan? Het is zo leeg rondom de piano. Nee, toch maar niet. Hij loopt naar de muur en leunt er nonchalant tegenaan.
Tien minuten lang blijft hij staan kijken. Dan beent hij weg. “Ik moet werken. Helaas. Maar dit is vakwerk.”
In het half uur dat nog volgt, speelt Bij de Leij drie stukken van de Oostenrijkse componist Franz Schubert. Impromptu Op. 90, No. 4, 3 en 1. Het beeld verandert niet. Op een enkele uitzondering na loopt iedereen door. Na ieder nummer volgt een stilte, alsof Bij de Leij onzichtbaar is en zijn muziek niet te horen. De laatste stilte valt iets na half negen. Bij de Leij gaat staan, pakt zijn plastic tas en loopt de hal uit.
Kort daarna treffen we elkaar. Eerst koffie. Bij de Leij wrijft in zijn handen. “Het is koud.” Hij heeft nauwelijks gemerkt wat er achter hem gebeurde. De piano speelt net zo beroerd als hij al dacht. “Het is een oude barrel. Die kunststoflaag die normaal op de toetsen zit, is op sommige plekken volledig weggesleten. Daar krijg je splintertjes van.” Gestemd is het instrument ook al niet. “Dat krijg je met dat koude weer.” Toch klinkt zijn spel prachtig in de oude stationshal. De akoestiek doet vermoeden dat de zaal is gebouwd om piano in te spelen, al merkt tot dusver slechts een enkeling dat op.
Hoe is dat nu, spelen voor een publiek dat niet om je heeft gevraagd en dat niet eens reageert? “Best vreemd”, vertelt Bij de Leij. “Ik was een beetje zenuwachtig, maar minder dan bij een concert. Dan heeft het publiek geld betaald om je te zien. En ook raar dat er na elk stuk een stilte viel. Normaal krijg je natuurlijk wel een reactie.” Erg vond hij dat niet. “Nee, helemaal niet.”
We vragen Paul Komen, de docent van het conservatorium en een van de docenten van Bij de Leij, wat hij verwacht dat er gebeurt als de veelbelovende pianist tijdens de ochtendspits speelt. Hoeveel passanten zullen blijven staan?
“Ja, ik denk dat best wat reizigers blijven luisteren. Of op zijn minst tijdens het passeren denken: ‘Goh, dit is een mooi begin van de dag’. Muziek is taal zonder woorden. Juist die combinatie van mooie klassieke muziek en een onverwachte plek kan mooi uitpakken. In een concertzaal verwacht je iets moois. Daarvoor ben je daar. In een stationshal word je letterlijk door de klanken overvallen. Dat levert vast emoties op.”
Om vier uur ’s middags treffen we Bij de Leij opnieuw. Het is een stuk rumoeriger op het station. Reizigers hebben nu meer tijd om rond te hangen en meer zin om sociaal te doen, zo veel is duidelijk. Bij de Leij heeft de moed nog niet verloren. “Ik ga nu een paar andere stukken spelen”, zegt hij nog net zo enthousiast als die eerste dinsdagochtend in het koffietentje. Op zijn gezicht verschijnt weer die bekende glimlach. “Eens kijken wat er nu gebeurt.”
Nou, niet veel anders dan die ochtend, concluderen we na een kwartier. De meeste reizigers passeren slechts en kijken hooguit even op. Op de bankjes zitten nu veel jongeren en allemaal vinden ze hun telefoon het belangrijkst. Oordopjes in, blik op het scherm.
“Dames en heren, op zondag 14 december gaat de nieuwe dienstregeling in”, galmt het ineens door de stationshal. Niemand reageert.
Ook de schoonmaakster, die vandaag volgens het rooster ook onder de houten bankjes moet dweilen, laat zich niet door het pianospel tegenhouden. Hardhandig schuift ze de banken opzij. De vuilnisbakken zijn eveneens aan de beurt. Met volle kracht beukt ze de afvalbakken over de oranje zakken. Even is Bij de Leij niet meer te horen. Clair de Lune van Debussy kan niet op tegen het kabaal.
Maar dan. Langzaam verandert er iets. Er blijft iemand staan. En nog iemand. En als er eenmaal twee mensen staan te luisteren, dan is de stap voor nummer drie niet meer zo groot.
Die eerste toeschouwer is Hugo van Hees, een 27-jarige docent Europees recht aan de Rijksuniversiteit Groningen. Bij de Leij is net begonnen met Impromptu Op. 90, No. 4 van Schubert. Van Hees steekt zijn handen in de zakken van zijn zwartgele jas en blijft op slechts een paar meter van de piano en Bij de Leij staan. “Ik hoorde buiten al dat er een goede pianist aan het spelen is”, zal hij later zeggen. “Dat stuk van Schubert dat hij net speelde? Dat is heel moeilijk. Ik speel zelf ook piano maar dat lukt mij echt niet.”
De uitvoering van Bij de Leij doet Van Hees denken aan Arthur Rubinstein, de Pools-Amerikaanse pianist die beroemd werd met zijn uitvoeringen van de muziek van Chopin. “Als iemand zo goed speelt, dan blijf ik natuurlijk staan luisteren.”
Dan stapt de 54-jarige Gert Wierema de stationshal binnen. Een man met een hoed en een rossig snorretje, hij duwt een zwart koffertje voor zich uit. Al na twee passen blijft hij staan. Met een ruk draait hij zijn hoofd naar Bij de Leij. Herkenning. Hij blijft vrijwel bewegingsloos staan luisteren.
“Deze jongen speelt zo mooi. Prachtig. Dat het hier niet veel drukker is.” Toch verbaast het hem ook weer niet. Niet echt. “Ik loop hier wel vaker. Bijna niemand neemt de tijd om goed om zich heen te kijken. Terwijl het gebouw prachtig is. Zie het plafond! Net zo mooi als deze muziek. We hebben geen tijd meer voor schoonheid.” Het spel ontroert hem zichtbaar. “Ik speelde zelf ook piano. Maar ik heb reuma dus nu kan ik het niet meer.”
Als de laatste tonen van Impromptu Op. 90, No.4 wegsterven, begint hij hartstochtelijk te klappen. De rest van de omstanders sluit aan. ’s Middags rond vijf uur krijgt Bij de Leij zijn eerste applaus. De pianist kijkt verrast om. Pas dan realiseert hij zich dat hij zowaar publiek heeft. Die ontwapenende glimlach verschijnt weer op zijn gezicht. Zijn ogen beginnen te glinsteren. Vol overgave begint hij aan zijn laatste stuk, Ballade No. 4 van zijn geliefde Chopin.
De middagsessie duurt 47 minuten en 18 seconden. In die tijd lopen 380 personen door de Groninger stationshal. In totaal passeren deze koude maandag 679 reizigers Bij de Leij, net iets meer dan een volle zaal in theater De Muzeval in Emmen. Als Bij de Leij om elf over vijf stopt, volgt een tweede applaus. Iets bescheidener dan die eerste keer, maar toch. Een vrouw van een jaar of 35, leunend tegen een raamkozijn, klapt mee. Ze vertelt dat ze haar trein heeft laten passeren om het einde van het spel mee te maken. Bij de Leij gaat weer staan, grist zijn plastic tas van de grond, zijn handschoenen en sjaal van de piano en loopt naar de uitgang.
Hij passeert Wierema, de man met de hoed die nog altijd zichtbaar onder de indruk is. De jonge pianist lacht naar hem. De man glimlacht terug. Dan fluistert hij de muzikant iets toe. “Dat was prachtig. Bedankt.”
Luister hier hoe het verhaal tot stand kwam.
Dit verhaal kwam tot stand met collega Maaike Wind. De filmpjes zijn gemaakt door Liselotte Schuren, de foto’s door Kees van de Veen.
de video;s doen het niet