Gedurende de avond, vanaf half negen, melden tientallen gealarmeerde noodhulpmedewerkers van de politie uit de rest van de noordelijke regio’s zich bij het bureau in Haren om ondersteuning te verlenen. Sommigen worden gevraagd. Anderen besluiten zelf om naar Haren te gaan omdat zij over de portofoon de noodsignalen horen van hun collega’s. Vier hondengeleiders gaan ook naar Haren. Ondanks dat ze onbeschermd zijn, vormen ze op verschillende momenten een belangrijke ondersteuning voor een ME-linie, vooral bij het afschermen van zijstraten en parkeerterreinen zodat de linie veilig naar voren kan bewegen.
Er was een heel sterk gevoel van de collega’s: wij gaan hier niet weg. (…) We laten onze zes, zeven collega’s ME hier ook niet staan tegenover drieduizend van die idioten”
verklaarde een politieagent.
Op het moment dat wij in linie stonden werden wij ondersteund door collega’s in uniform, motorrijders en bikers. Met gevaar voor eigen leven stonden ze de ME-linies bij, op het moment dat het echt nodig was.
verklaarde een ME-groepscommandant.
Het bovenste stuk uit het rapport ‘Er is geen feest‘ over agenten die uit eigen beweging naar Haren vertrekken om hun collega’s in nood te helpen, fascineert. Het geeft broederschap en betrokkenheid aan. Het zal grotendeels ingegeven zijn om een stapje extra te zetten voor de collega waar je altijd zo mee kunt lachen of altijd een broodje mee eet in de kantine. Maar je wilt ook dat de zaken zo snel mogelijk weer rustig worden.
Dit is dan ook een ode aan de politieagent die in de nacht van 21 op 22 september 2012 in de straten van Haren heeft gevochten. Onbeschermd en soms in doodsangst. Vanaf 20.49 uur, toen de vlam echt in de pan sloeg in Haren en het gemoedelijke dorp in een soort van oorlogsgebied veranderde, hebben deze mannen en vrouwen soms moeten vechten voor hun leven.
Een terechte ode? Want er is toch heel wat fout gegaan bij de politieorganisatie.
Dat is onomstreden. Maar valt dat de agent in de straat te verwijten? Denk het niet. Eerder de mensen die het gehele gebeuren chronisch hebben onderschat. De mensen die vertelden dat er met alle scenario’s rekening werd gehouden. Terwijl het dorp Haren volledig in de vernieling lag. Dat komt, staat in het rapport, goed naar voren in de briefing die de politie houdt na afloop. Zo zegt een agent tegen de onderzoekscommissie:
Ik merkte wel dat de medewerkers in hun eigen wereld zaten… Medewerkers hebben dat anders beleefd… Medewerkers en leidinggevenden binnen de politieorganisatie, daar was best wel verschil in qua beleving.”
Het was misschien ook wel moeilijk voor te stellen als buitenstaander. Want het was verbazingwekkend om te zien hoe jongeren als wilde stieren medemensen aanvielen. Stenen gooiden, vuurwerk en hele trottoirbranden. Volledig onder invloed. Alles moet toch mogen? Alles moet toch kunnen? Daar past het idee van een paar agenten zwaar verwonden, of misschien wel dood maken, ook wel tussen. Het was zo erg dat zelfs agenten, toch echt wel wat gewend, bang werden.
Ik heb serieus die nacht gedacht; kom ik nog wel thuis bij mijn vrouw en kind. Kan ik die nog wel een aai over de bol geven? En als dat zo is, hoe kom ik dan thuis?
vertelde een agent een paar dagen na de ProjectX-rellen. Hij werkt al jaren bij de politie. Is wel gewend dat wij – hij accepteert het overigens terecht niet – hem tijdens onze stapavonden ‘kankerwout’ noemen. Of in zijn richting spugen. Maar die ene zin ‘kom ik nog wel thuis vannacht’ spookt geregeld door mijn hoofd. Met het besef dat die mannen en vrouwen daar heel wat voor de kiezen hebben gehad. Voor uw en mijn veiligheid. Nu nog dat besef bij de relschoppers en al die andere mensen die vinden dat agenten niets waard zijn.