Met twee handen omklemt Theo het koffiekopje. Vanaf een paarse zitbank staart hij naar het bed. Hij zegt al een tijdje niets. Als Theo, oorbelletje in zijn linkeroor, donkerblauwe trui van Terstil Klimaat Techniek, kriebel aan zijn neus krijgt, moet hij het kopje met een hand loslaten. Het kopje trilt. Snel brengt hij zijn linkerhand naar het kopje.
Geen moment dwaalt zijn blik af van het bed, waar zijn vrouw ligt te bevallen. Verloskamer 5 is voor Theo en Rita Terstil de wereld waar het zich vandaag allemaal afspeelt.
Het is een koude en natte maandag. Maar daar merk je niets van in de warme witte kamer. Op de grond liggen tassen met spulletjes. Een foto- en een videocamera. Verpleegkundige Petra Kremer pakt een washandje en strijkt dat over Rita’s voorhoofd.
Rita is blij met het koude doekje.
Iedereen kijkt naar de monitor. “Het gaat nog niet zo hard hè”, zegt verloskundige Joke Klaasens. Rita schudt haar hoofd. Ze wil er vanaf. Van die pijnscheuten in haar onderrug, haar heupen en buik. En ze weet dat het allemaal nog erger wordt. In haar linkerhand zit een infuus met oxytocine, een weeënopwekker.
“Rommelt het een beetje in de buik?”, vraagt Joke. Ja, het rommelt. Geen weeën, maar een onrustig gevoel. “De vorige keer duurde het 19 ½ uur”, zegt Rita. “Dat wil ik niet nog een keer hoor.”
Bij de bevalling van hun dochtertje Suus stond ze op haar kop in de verloskamer, vertelt Theo aan verpleegkundige Petra, die alleen maar knikt. “Ze wist niet hoe ze het had.” Theo knijpt hem. Na de geboorte van Suus werd zijn vrouw zo anders. Hij kijkt nog eens op zijn mobiele telefoon, die aan zijn broekriem bungelt. Geen sms’jes. Het is half 12 ’s ochtends.
In een donker zaaltje kijken vier kinderartsen en een handjevol arts-assistenten en coassistenten naar de zijkant van een schedel. “Wat hebben we hier”, vraagt een radioloog. “Mick Geertsema. 16 jaar. Vmbo-scholier uit Groningen. Een uitstulping boven het rechteroog.”
Niemand zegt wat.
Op de röntgenfoto is uitvergroot op een televisiescherm een bultje te zien boven het rechteroog. “Dit lijkt me niet héél bijzonder”, gaat de radioloog verder. Daar zijn de kinderartsen het niet mee eens. “Misschien moeten we toch een CT-scan maken. Daar hoort geen bult te zitten”, zegt Herman Waalkens, een van de artsen. Of een MRI, oppert een ander. Na wat heen en weer gediscussieer wordt besloten de 16-jarige jongen vandaag terug te laten komen voor een CT-scan. “Dan zien we weer verder. Ik kan het gewoon niet plaatsen”, zegt Waalkens.
Als de foto’s van een volgend patiëntje verschijnen, wordt het doodstil. Roerloos kijkt iedereen naar het scherm. Een afbeelding van een kleine romp met een enorme zwarte vlek. De aorta is een klein wit rondje dat zwemt in een tumor. Het patiëntje is nog geen zes maanden oud. De radioloog schraapt haar keel. Zo jong, zie je kinderarts Guus Stouthamer denken. Hij schudt zijn hoofd en wrijft wat door zijn zwartgrijze baard.
Zoals jullie kunnen zien heeft deze jongen een neuroblastoom. Dit hier is de aorta”,
vertelt de radioloog zo klinisch mogelijk terwijl ze met de muis over het enorme scherm schuift. “Hij heeft ook enkele uitzaaiingen. Dit heb ik in deze vorm in geen twintig jaar gezien.” Af en toe mompelt een van de artsen ’ongelooflijk’ of ’verschrikkelijk’. Een neuroblastoom in de buik. De jongen krijgt in een ander ziekenhuis de meest zware vorm van kankerbestrijding. Omdat zijn kansen daar groter zijn. Bijna niemand zegt het hardop.
“Zijn kansen zijn zo minimaal”, zegt kinderarts Jan Peter Rake na afloop. “Het is oneerlijk.” In het Martini Ziekenhuis komen jaarlijks vier of vijf kinderen langs met kanker. Vier of vijf te veel. Zulke gesprekken met ouders zijn verschrikkelijk, weet Rake. Hij leeft mee en heeft zelfs wel eens jankend met de ouders in een kamertje gezeten. Er is geen protocol voor. “Na zo’n gesprek gaan we met collega’s in een hokje zitten. Om er over te praten.”
Het is dinsdagochtend als Rake de wachtruimte van de polikliniek Kindergeneeskunde op loopt. Op de deuren van de spreekkamers staan dierenafbeeldingen. Een leeuw, olifant of struisvogel. Ouders zijn zonder uitzondering gespannen. Wachten doodstil af of corrigeren hun kinderen, die alleen bezig zijn met het speelgoed dat in de hoek van de ruimte ligt.
Hij moet deze ochtend twaalf kinderen zien. Rake is een echte kinderarts. Geen lange doktersjas, maar een lichtpaars overhemd met roodwitte bloemetjes, spijkerbroek en blote voeten in leren puntschoenen.
Ha, Bram. Kom je met me mee?”
Als Bram, een blond jochie van twee met longproblemen, in de spreekkamer wat over de tafel hangt, doet Rake precies hetzelfde. Bram moet glimlachen. “Wat ben jij een vrolijk ventje”, zegt de arts terwijl hij de stethoscoop tegen het ontblote bovenlichaampje aandrukt. “Hoor ik door mijn apparaatje dat je een broodje hagelslag hebt gegeten vanochtend?”
Het joch kijkt met grote ogen naar de dokter. Als er een vervolgafspraak is gemaakt met de moeder, wil Rake nog even
een high five doen met het kleine manneke. “Ook nog boks?”, zegt Rake terwijl hij zijn vuist vooruit steekt. Vol zelfvertrouwen bokst Bram zijn knuistje tegen de knuist van de dokter.
Rake straalt rust en zelfvertrouwen uit. Bij elk consult hangt hij relaxed in zijn stoel. Beetje achteroverleunend krabben aan zijn grijzende haren. In begrijpelijk Nederlands legt hij uit wat hij wil doen. Vaak zacht. Soms helder en duidelijk. Hij weet wat hij doet. Tegelijkertijd trekt hij gekke bekken. Twee pluche poppetjes van de Sesamstraatfiguurtjes Bert en Ernie doen de rest. “Hé Bert, hé Bert. Ja, wat is er Ernie… gegegege.” De kinderen smelten voor een dokter die zo ’raar’ doet. Elk kind trapt in de truc met het broodje hagelslag.
De 2-jarige Tim heeft problemen met zijn luchtwegstelsel. Zoals zo veel kinderen die dokter Rake vandaag bezoeken. Tegelijkertijd, zegt zijn moeder Kim van Weerde uit Zuidlaren, is hij de laatste tijd vol energie. Ze ziet er bezorgd uit. Het hummeltje reageert verlegen, maar likt ook met zijn tongetje over de tafel van Rake. “Moet ik me zorgen maken”, vraagt Van Weerde. Rake zit in tweestrijd. Het jochie is vitaal. Maar zijn longen zijn niet optimaal en hij rochelt. “We geven hem toch maar een onderhoudspuf”, zegt hij terwijl hij een gekke bek trekt naar Tim.
Boks”, vraagt Rake.
Nee, geen boks. Tim wil wel een high five. De dokter gaat op zijn kniën zitten en tikt hem met zijn hand. “High five!”
Toevallig stuit ik op deze site, en wat een mooi verhaal! Alsof ik even terug in de tijd ben….in “Mijn Martini”, waar ik ruim tien jaar met hart en ziel heb gewerkt als medisch maatschappelijk werker, onder andere op de kinderafdelingen en verloskunde. Een fantastische, hartverwarmende en leerzame tijd. Met allemaal bevlogen zorgproffessionals!
Mooi dat ik even weer terug mag gaan in de tijd door dit mooie stuk!
Hallo. Hoe oud is dit artikel? Gr
Hallo,
Dit artikel is van 24 december 2010. Het heeft in de kerstbijlage van Dagblad van het Noorden en Leeuwarder Courant gestaan.
Vriendelijke groet,
Bas van Sluis